Zonder te weten wat ons te wachten stond, stapten we op Aswoensdag de vastentijd in. Veertig dagen op weg naar dat grote feest van Pasen, een vrij bekend traject dachten wij. Een tijd van inkeer en gebed, een soort quarantaine. Hoe letterlijk werd het toen het Coronavirus op ons pad kwam. Het werd een bijzondere vastentijd en het Paasfeest met zijn vreugde en opstanding moesten we elk van thuis uit vieren. Intussen zijn we nog eens veertig dagen verder en komen we aan het feest van Ons-Heer-Hemelvaart.
40 dagen
De eerste lezing op dit feest zijn de beginverzen van de Handelingen van de Apostelen (1,1-11) en zij vertelt ons: ‘Na zijn sterven, toonde Hij (Jezus) hun met vele bewijzen dat Hij in leven was. Hij verscheen hun gedurende veertig dagen en sprak met hen over het Rijk Gods.’ Veertig dagen om toe te leven naar Pasen en dan nog eens 40 dagen vooraleer Hij terugkeert naar de Vader. Het prille en broze paasgeloof moet nog aansterken en dat doet Jezus in verschillende ontmoetingen na zijn verrijzenis. Hun geloof moet zich nog dieper verankeren en ook dat vraagt tijd. Een leven lang eigenlijk, daar verwijst die 40 dagen naar. Net zoals de veertigdagentijd een voorbereidingstijd was, is ook deze tijd na Pasen een voorbereiding op de tijd om te leven in Jezus’ geest. De apostelen krijgen de belofte dat ze een helper zullen krijgen, de heilige Geest.
Thuiskomen
Eens die verzekering van de helper is gegeven, verdwijnt de fysieke Jezus uit hun ogen: ‘een wolk onttrok Hem aan hun ogen’. Hij keert terug naar zijn Vader. Jezus komt weer thuis. Dat is ook ons verlangen, thuiskomen. Aankomen op een plek waar het veilig en goed is. Hoe vaak wensen we dat mekaar in deze Coronatijden niet toe: ‘hou het veilig’.
Als christenmensen geloven we dat het leven ons door God gegeven is. Dat we uit Hem voortkomen en we zijn erkentelijk en dankbaar voor dat geschenk. Maar eens het leven hier eindigt , wat dan? Waar komen we dan terecht? Over het hoe en waar, zijn we snel uitgepraat. We moeten ons niet laten verleiden om die Hemelvaart te zien , in een ruimte, een plaats ergens boven de aarde. Het evangelie bedoelt veeleer een manier van zijn met God dan een ruimte of plaats ver achter de wolken. Veeleer een thuiskomen bij God en de voltooiing van het leven hier. Een eerste reden dus om feest vieren is dat we ergens verwacht zijn. Zei Jezus niet dat Hij heen ging om een plaats voor zijn leerlingen te bereiden? Vandaag worden we uitgenodigd om in dat geloof te gaan staan en vertrouwen te hebben dat ons leven een doel en een zin heeft.
Met de voeten op de grond
En toch moeten we niet te veel naar de hemel blijven staren. Het wordt de leerlingen van Jezus toegezegd: “mannen van Galilea, wat staat ge naar de hemel te staren?” Zolang we hier leven moeten we niet met ons hoofd in de wolken lopen maar onze blik gericht houden op de mensen rondom ons. Het hier en nu roept ons op om iets mee te doen. Als christenen moeten we geen verwachtingen koesteren die de werkelijkheid om ons heen uit het oog doet verliezen. Onze zending is naar de wereld te gaan.
Niet alleen
Maar zal die wereld ons wel verwelkomen, naar onze boodschap willen luisteren? De wereld lijkt soms vijandig, op andere momenten dan weer onverschillig. Hij holt maar verder tot een onzichtbaar virus hem plat legt. Geloof is in de privésfeer teruggedrongen en dus spreken we nog weinig over ons geloof, over die God die naar ons is toegekomen in Jezus en ons een aanbod van liefde doet. Op dit feest zegt Jezus ons klaar en duidelijk: “Zie, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de wereld”. Waarom zouden we dan nog angstig zijn? De Heer stapt met ons mee. Leg je hand maar in de Zijne, zoals een kind de hand van mama of papa zoekt als het pad hem onzeker maakt. Laat dat je tot vertrouwen en stellen om te durven want Hij staat naast jou.
‘Je zult kracht ontvangen van de heilige Geest’
Alsof Jezus onze aarzeling en twijfel al voorvoelt zegt Hij: “Je zult kracht ontvangen van de heilige Geest om mijn getuigen te zijn tot het einde der aarde”. Niet min deze opdracht van Jezus. En gelukkig zijn de leerlingen er aan begonnen, anders waren we misschien nooit christen geworden. Maar het stopt niet bij ons. Elk generatie opnieuw moet deze woorden van Jezus ter harte nemen en blijven spreken en getuigen over zijn Blijde Boodschap.
Paulus wenst ons daarbij nog toe dat we zouden zien hoe groot de hoop is waartoe de Heer ons roept; en ook zijn macht in onszelf als gelovigen. Laten we dus niet denken: ‘kan ik dat wel, getuige zijn van de Heer?, over Hem spreken en door Hem handelen? ‘. Door ons doopsel en ons vormsel zijn we toegerust met al de gaven van de Geest, dus hoeven we niet bang te zijn om in beweging te komen.
Laten we zo naar Pinksteren toeleven, en open staan voor wat de Geest in ons wil bewerken.
We wensen u een zalige feestdag toe!
Uw pastores Tite en Guido en de pastorale ploeg