Intussen daarboven aan de hemelpoort. Ook hier is het dringen en aanschuiven. Weliswaar op de vereiste afstand, netjes aangegeven door middel van geelzwart plaklint op de wolkenvloer. Daarvoor mocht zelfs even de vouwmeter van Sint-Jozef geleend worden. De richtlijnen van het Hoger Hemels Covid-19 Comité zijn steeds strikt op te volgen, nu en altijd en tot in de eeuwen der eeuwen. “Amen,” beamen de cherubijntjes in koor, zoals de heilige Cecilia hen dat met veel geduld ingeoefend heeft. Eén hoogheilige is met de hele situatie echter niet gelukkig. “Van hier tot ginder,” foetert Sint-Pieter, want hij is het die uiteindelijk rekenschap moet afleggen van het goede verloop van de hemelse opnames, “wat is daar beneden op die aardkluit in ’s hemelsnaam aan de gang?” Dat het daar al eens meer uit de hand pleegt te lopen, moest men hem, oude vissersrot en sleuteldrager, niet wijs maken. In heel zijn diensttijd – en dat waren toch gauw twintig eeuwen - had hij al meer dwaasheden zien gebeuren waardoor het hemels vangnet dreigde te scheuren. Sinds enkele dagen liepen de grafieken van de hemelopnames steil naar omhoog, en daar was het hemels spoedteam met de beste wil niet op voorbereid. Het werd allemaal nauwgezet in het oog gehouden door de expert-aartsengelen die minstens één en liefst meer virologische diploma’s in de plooi van hun mantel geborgen hielden (en waarin zij soms stiekem de neus konden snuiten of de nies dempen). In allerijl werden extra kamers en bedden op de afdeling ‘eeuwige rust’ in gereedheid gebracht. Niets van gezegd, eenmaal daar aanbeland is men voorgoed van hemelse rust en vrede verzekerd. Maar ook voor het hemelheir moeten de zaken beheersbaar blijven. Daarom was de ergernis van Sint-Pieter volkomen te begrijpen. Net toen ook hij de toevloed niet meer zag zitten en de pijp aan Sint-Maarten wou geven, opperde een zachte stem: “Vraag het eens aan Sint-Corona, die heeft meer ervaring met pesterijen van die aard. En roep Sint-Rochus er ook maar bij, hier in de hemel huldigen wij het gelijke man-vrouwprincipe.” Was het toch niet die lieve, immer attente moeder Maria die de nood had gezien en begreep dat er meer aan de hand was? Ook al was die zoon van haar snel geneigd te zeggen: “Vrouw, nog is mijn uur niet gekomen.” Maar dat voelt een moederhart beter aan. In allerijl werden Sint-Corona en Sint-Rochus erbij gehaald. Hen moest men niets wijs maken. Op hun gezag werd een hemelse lockdown afgekondigd. Dat was in nog geen tweeduizend hemeljaren gebeurd. Zelfs de Vader moest het hemelhuis houden. En de Zoon, die kreeg zijn schoolwerk binnenskamer. Daar keek de Geest streng op toe. Er werd gemord en gezucht. Een wolkenwandelingetje mocht. Andere niet-essentiële verplaatsingen waren uit den boze. “Het komt allemaal goed,” opperde de heilige Rita, “niets zo hopeloos of er is een oplossing voor.” Bij dat vertrouwen ademde zelfs Sint-Pieter weer opgelucht. Ook al maakte dat mondmasker, dat de heilige Veronica hem gauw toegestopt had, het hem daar danig lastig bij.
Jos Houthuys