Onderweg naar Pasen
In de veertigdagentijd lezen we op zondag belangrijke stukken uit Oud en Nieuw Testament. Het is de weg die de catechumenen gaan naar het doopsel dat ze in de Paasnacht zullen ontvangen. Belangrijke thema’s uit ons geloof komen erin aan bod. Vooral in het A-jaar is dit heel sterk. We beginnen met de strijd tegen het kwaad met de verleiding enerzijds van Eva, anderzijds van Jezus. Daarop volgt de keuze voor de éne God met Abraham die op weg gaat naar het Beloofde Land en Jezus die op de berg Thabor aanvaardt om naar Jeruzalem te gaan waar hem lijden en dood te wachten staat. De derde zondag gaat over het levend water dat we van God mogen ontvangen met het morrende volk van Mozes enerzijds en het gesprek van Jezus met de Samaritaanse vrouw aan de waterput. Het doopsel is hier niet ver weg.
Volgende zondag gaat het over ‘zien zoals God’. Hieronder meer erover. En daarna komen de verhalen over het opstaan uit de dood, enerzijds met de profeet Ezekiël die de heropstanding van het volk aankondigt na de ballingschap, en anderzijds het teken dat Jezus stelt door Lazarus uit het graf te roepen. En de laatste zondag lezen we de profeet Jesaja over de lijdende dienaar en het lijdens- en stervensverhaal van Jezus. Eén voor één teksten met een boodschap zonder compromis: God is een God van leven maar wie met hem gaat vermijdt het lijden en de dood niet. Dat zou iedere catechumeen moeten beseffen voor hij gedoopt wordt.
Zien met Gods ogen
Zondag lezen we in het Oude Testament hoe de herdersjongen David tot koning werd uitgekozen. De profeet Samuel wordt naar een familie gestuurd om één van de zonen tot koning te zalven. God zal hem wel zeggen wie. Als de profeet de oudste zoon ziet, denkt hij dadelijk dat het die man zal zijn. God echter zegt hem: ‘Ga niet af op zijn voorkomen en rijzige gestalte. Ik heb hem afgewezen. Het gaat niet om wat de mens ziet: de mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Heer kijkt naar het hart.’ (1Sam.16,7) En zo worden zeven zonen afgewezen. Uiteindelijk gaat men de jongste halen die de kudde hoedde. Hij telde eigenlijk nog niet mee. ‘Het was een knappe jongen met rossig haar en sprekende ogen. En de Heer zei: ‘Hem moet je zalven. Hij is het.’ God kiest diegene die eigenlijk niet meetelt, diegene in wie niemand het gezien had. David zal een groot koning worden, niet perfect, verre van heilig maar wel een man naar Gods hart
De profeet Samuel heeft aandacht voor Gods verlangen en leert te kijken vanuit Gods standpunt. Vandaag zullen we niet zo snel zeggen dat we Gods stem horen. En toch is Hij het die ons kan leiden. Wij kennen Hem genoeg om te weten wat Hij wil, om te weten hoe Hij kijkt en wat voor hem belangrijk is. En soms moeten we daarvoor eventjes blijven stilstaan om vérder te kijken dan onze neus lang is. Onze eerste indruk is niet altijd de juiste. Onze voorkeur is niet spontaan die van God. Maar we kunnen wel er steeds meer gevoelig voor worden. Onze veertigdagentijd is een tijd om te groeien in dit aanvoelen van Gods voorkeur. En we zijn zeker op het goede spoor als we kansen geven aan wie niet meetelt, als we verborgen talenten weten te ontdekken en aan te moedigen.
Blindgeboren
In het evangelie horen we het lange verhaal over de blindgeborene. Het eigenlijke genezingsverhaal is bijzonder kort. ‘Jezus spuwde op de grond. Met het speeksel maakte hij wat modder, hij streek die op de ogen van de blinde en zei: ‘Ga naar het badhuis van Siloam en was u daar.’ De man ging weg, waste zich, en toen hij terugkwam kon hij zien. Maar dan komen de verschillende omstaanders aan het woord, elk met hun standpunt. Hoe zien zij het gebeurde? Waar kijken ze naar? De mensen die hem kenden twijfelen: is hij het of is het iemand anders die op hem gelijkt? De Farizeeën worden erbij geroepen en zij hebben vooral oog voor de ‘genezer’. Sommigen redeneren vanuit de wet: Jezus genas de man op een sabbat, dat is tegen de Wet van Mozes dus is hij een zondaar. Anderen zien in dat iemand die zo’n wonderteken doet geen zondaar kàn zijn. En wat niet gezegd wordt, speelt wel een rol: ‘de blinden zien’ is één van de tekenen die toegeschreven wordt aan de Messias en die het Koninkrijk van God aanduiden. Is die Jezus de langverwachte Messias? De ouders van de blinde worden erbij geroepen. Die zien dat het gevaarlijk is om tegen de Farizeeën in te gaan en worden bang. Dan wordt de blinde zelf ondervraagd. Hij ziet duidelijk waarover het gaat en noemt Jezus eerst een profeet, dan iemand die van God komt. En verder in het verhaal is er een ontmoeting met Jezus waarin hij zijn geloof uitspreekt. Een verhaal waarin blinden zien en zienden blind zijn.
Zien wie Jezus is… In Hem God aan het werk zien en er dankbaar voor zijn. Soms vraag ik me af of onze leefwereld niet stekeblind geworden is voor alles wat getuigt van God. Zo vaak ervaren we liefde, goedheid, een luisterend oor die genezend werken voor kwetsuren die we oplopen in het leven. Durven we er Gods kracht inzien? Weliswaar werkend doorheen mensen.
‘Doe d’uw ogen open’ heb ik als kind honderden keren gehoord. ‘Zien’ moeten we blijkbaar leren. Het heeft iets te maken met aandacht hebben, met méér zien dan wat in het oog springt, dan wat op de voorgrond staat. Zoals je leert lezen tussen de letters, kunnen we ook leren zien wat verborgen ligt: de vrolijke blik in de ogen van een kind. Of sporen van armoede in een gezin. Of het verlangen naar vriendschap van wie doolt doorheen het leven. Zijn we niet allemaal blind geboren? (pastor Tite)