Koster-organist en beiaardier Florent Scherpereel: een leven op en onder de kerktoren (VERVOLG)
Eindelijk een nest
Wingene betekent het begin van een lange loopbaan. Koster zijn is een bijzonder veeleisende job. Als je bedenkt dat er toen geëist werd dat je nooit verder dan twee uur buiten de parochie mocht vertoeven, is het niet moeilijk om voor te stellen te hoe klein je actieradius is. Maar hij heeft Madeleine, een dame met pit. Ze vestigen zich vlak naast de kerktoren, voor Florent een vertrouwde stek. In dat nest zullen ook hun vier zonen Johan, Herman, Filip en Jos opgroeien.
In het leven van Florent is de muziek geen dag weg. Hij mag dan wel de orgelklanken majestueus door het kerkruim laten horen, Wingene heeft met hem nog iets meer in petto.
Van orgel naar beiaard
In 1951 gaan er hier Heilig Hartfeesten door. Het feestcomité ziet het groot en groots. Wat als we nu eens een beiaardconcert zouden laten horen? Het musiceren op torenklokken d.m.v. stokkenklavieren, dat is toch een muzikale traditie die haar wortels heeft in de Lage Landen? Het organiserend comité staat vast bijna paf van haar eigen voorstel. Er is maar één probleem: de beiaard zelf klinkt wel erg ziek en zuchtig. Hij had al bijna het loodje gelegd.
De Wingense toren werd immers al in 1918 door de terugtrekkende Duitse troepen opgeblazen. Maar tien jaar later wordt het ‘nieuwe’ carillon ingehuldigd, met de middelen die men had. Lees: met gerecupereerde én nieuwe klokjes. De Brugse beiaardier komt voor een raadpleging en besluit dat de zieke klokken nog amper bespeelbaar zijn. Tja, maar dat in orde krijgen is een veel te dure operatie voor één luttel concert. En dus wordt koster-organist Florent ingeschakeld. Die vindt het een prima idee om de klokken met de regelmaat … van de klok te mogen bespelen, mits de gemeente ook de opleiding tot beiaardier zal betalen. Zo trekt Florent vier jaar lang naar de enige echte Mechelse Koninklijke Beiaardschool. Heel wat werk dus, naast een drukke parochie met een veeleisende pastoor.
Maar ook hier en nu moet er genoeg brood op de plank komen. Florent heeft aan den lijve ondervonden wat kansarmoede is, genoeg om er alles aan te doen om zijn zonen een goede toekomst te kunnen bieden. Het loon van een koster is daartoe ontoereikend en dus start hij een kleine drukkerij. Ik denk dat bijna heel Wingene daar zijn ‘communiezentjes’ liet drukken. Er komt dus heel wat zelfstudie te pas in die vier jaar. “Soms waren er maanden dat ik niet één keer in Mechelen geraakte,” laat Florent optekenen. Maar al vlug volgen er kleine sfeerbrengertjes tijdens de Wingense markt. Een van zijn geliefde stukken ‘Mon coeur est un violon’ speelt Florent elke keer als afsluiting van zijn wekelijks beiaardspel. Het is het lievelingslied van Madeleine, die dan altijd de keukendeur openzet en meezingt van thuis uit. Een duet op hoge afstand. Hij hoorde het ooit in Oostende en speelde het na, een partituur had hij niet.
In zijn leven is muziek nooit ver weg. Hij speelt tuba in de fanfare, zingt in het gregoriaans kerkkoor en kent elke inwoner met naam en toenaam. Het begin van een lange carrière. Een tijdlang is hij zelfs de oudste actieve beiaardier van heel Vlaanderen. Eén droom moet hij opbergen: op een volwaardige Wingense beiaard mogen spelen (49 klokken i.p.v. van 37). Uitbreiding komt voor hem te laat. (wordt vervolgd)
Lud(wina) Persyn
Wingenaar en leerkracht Sint-Jan Berchmanscollege, Avelgem