De schepping verlost van vergankelijkheid
Volgens Paulus verlangt ook de schepping naar verlossing van vergankelijkheid. Wat wil dit zeggen? Origenes legt dit omstandig uit in zijn Peri Archon (Over de grondbeginselen) op basis van 1Korinthiërs 15 dat handelt over de verrijzenis van Christus en van alle gestorvenen. Christus is opgestaan in een ‘geestelijk lichaam’ (soma pneumatikon). Dat is het onvergankelijke eeuwige lichaam. Dat geldt ook voor de mens. Nu – in deze aardse schepping – heeft de mens een ‘aards lichaam’ of een ‘sterfelijk lichaam’ (soma thnétos, Rom. 8:11) dat vergankelijk is, maar het is de bedoeling (aan het eind der tijden) dat we zijn bekleed met een ‘geestelijk lichaam’ dat onvergankelijk is en eeuwig. Origenes breidt deze gedachte uit naar de gehele kosmos. Ook die is vergankelijk en aards en moet tot opstanding worden gebracht en getranssubstantieerd tot een eeuwig lichaam waarin de dood is overwonnen (1Kor. 15:54-55). Dat is de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, het Nieuwe Jeruzalem. Origenes spreekt in dit verband over ‘herstel’ en ‘genezing’ van de kosmos. De wereld zal volgens Origenes niet vergaan maar van uiterlijk veranderen:
Als [Paulus zegt] ‘het uiterlijk van deze wereld zal vergaan’ (1Kor. 7:31) wordt daarmee geen algemene vernietiging en ondergang van de materiële substantie aangeduid. Er vindt veeleer een verandering plaats van eigenschappen, het uiterlijk wordt omgevormd. (Peri Archon, I, 6.4)
Een letterlijke trans-substantie van de kosmos dus, precies zoals het vleselijk lichaam van Jezus Christus van substantie veranderde tot een geestelijk lichaam, zijnde het opstandingslichaam. Het opstandingslichaam van Christus is het begin van de substantie van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Paus Benedictus noemt het in het tweede deel van zijn Jezustrilogie ‘een mutatiesprong in de materie’. Dat kunnen we letterlijk nemen: de materie is van substantie veranderd. Paus Franciscus schrijft in Laudato Si:
Het einddoel van de gang van het heelal ligt in de volheid van God, die reeds door de opgestane Christus is bereikt, spil van de universele groei.
De Opgestane is ‘aanwezig in heel de schepping’. In de tekst van een van de prefaties bij Pasen staat: ‘Hij is opgestaan ten leven en alles heeft Hij nieuw gemaakt’. En Laudato Si:
Zo doen de schepselen van deze wereld zich aan ons niet meer voor als een puur natuurlijke werkelijkheid, omdat de verrezen Heer ze op mysterieuze wijze omgeeft en richt op een bestemming van volheid. Dezelfde bloemen op het veld en de vogels die Hij verwonderd zag met zijn menselijke ogen, zijn nu vol van zijn lichtende tegenwoordigheid.
Omarm de schepping
De Paus doet met dit citaat een theologisch gedurfde uitspraak: de bloemen en vogels zijn vol van de ‘lichtende tegenwoordigheid’ van de Opgestane Christus. Dat heeft bijvoorbeeld Franciscus van Assisi goed begrepen. In zijn vita lezen we:
Met een ongehoorde toegewijde liefde sloot hij alles in zijn armen. Hij sprak ermee over de Heer en spoorde het aan Hem te prijzen…. Als de broeders hout moesten hakken, verbood hij hun de boom helemaal om te hakken zodat hij de kans had om opnieuw uit te lopen. Hij beval de tuinman de randen om de tuin niet te spitten zodat het groen van het onkruid en de schoonheid van de bloemen ervan in het juiste seizoen de heerlijkheid van de Vader van alles konden vertegenwoordigen. Hij liet hem in de tuin nog een klein tuintje aanleggen voor geurige en rijkelijk bloeiende kruiden, die voor de passanten de herinnering aan de eeuwigdurende zoete geur moesten opwekken.
Dat heeft ook het verdwenen manicheese christendom goed begrepen. Het manicheese christendom werd en wordt in het katholieke christendom als één van de ergste vormen van ketterij gezien. Dat is vooral te wijten aan kerkvader Augustinus (354-430) die tien jaar lang lid was van de manicheese kerk voordat hij zich in Milaan bekeerde tot het katholieke christendom en zo haast nog Roomser werd dan de Paus. En zijn voormalige manicheese geloof vehement verketterde en vele onwaarheden schreef. Tegenwoordig weten we beter omdat in de twintigste eeuw tal van manicheese teksten zijn gevonden waaruit blijkt dat de manicheese christelijke kerk een wereldkerk is geweest van de derde tot veertiende eeuw. Uit de gevonden teksten blijkt onder meer dat de manicheeërs een verlossingsleer van de kosmos hadden. De manicheese priesters namen tijdens hun (veganistische) eucharistische maaltijden (vergankelijk) voedsel tot zich en transsubstantieerden dat tot onvergankelijke substantie, namelijk licht. Net als in Laudato Si zagen zij in (gezonde) voeding de ‘lichtende aanwezigheid’ van Christus. De manicheeërs noemden dit ‘een deel van God’ (pars dei). Augustinus is hier zeer informatief over. Smalend vraagt hij aan een manicheeër hoe hij kan weten dat een pars dei in graan en fruit aanwezig is:
Om te beginnen vraag ik u dan hoe u er aan komt te onderwijzen dat in granen, peulvruchten, bloemen en fruit dat onbestemde deel van God aanwezig is. Dat blijkt, zeggen ze, door de glanzende kleur, aangename geur en het zoet sap.
Er is veel licht aanwezig in bijvoorbeeld meloenen, druiven, komkommers etc. Het licht van de Opgestane ‘treedt binnen in de planten en geeft aan alle kruiden en alle bomen kracht en vruchtbaarheid’. Door sacramenteel te eten transsubstantieerden de manicheese priesters de vergankelijke materie van de meloenen tot onvergankelijk licht, zijnde de substantie van de nieuwe lichtaarde – het Nieuwe Jeruzalem. Augustinus schrijft:
Zo dan, als voedsel bestaande uit groente en fruit bij de heiligen komt – dat is bij de manicheeërs door hun kuisheid, gebeden, psalmen of wat dan ook dat voortreffelijk is en heilig – wordt al wat er in het voedsel zit aan licht en goddelijkheid door hen gezuiverd. En zo wordt het geheel volmaakt gemaakt, teneinde terug te keren – vrij van alle hindernissen – naar het lichtrijk.
(de tekst gaat verder onder de afbeelding)