Bij dit thema over diaconie en rechtvaardige verhoudingen, dacht ik aan een uitspraak van de bekende Braziliaanse bisschop Dom Hélder Câmara (+1999):
“Als ik de armen brood geef, dan noemen ze me een heilige. Als ik vraag waarom de armen geen eten hebben, dan noemen ze me een communist.”
Niet enkel door deze uitspraak kreeg Hélder Câmara de bijnaam van ‘rode bisschop’.
In diezelfde geest verklaarde Monseñor Romero, de vermoorde aartsbisschop van San Salvador (+1980), ‘dat men van de christelijke naastenliefde geen karikatuur mag maken door enkel met aalmoezen toe te dekken, wat in en door gerechtigheid gedaan moet worden’. Het is Gods wil dat wij het kleed van de gerechtigheid aantrekken, benadrukte Romero.
Beide Latijns-Amerikaanse kerkvaders hebben in hun woorden én daden steeds duidelijk gereageerd tegen het conservatisme van een te gemakkelijke en veilige ‘naastenliefde’.
Meteen verwijs ik ook terug naar wat Geert Vervaecke schreef in Kerk in zicht (oktober 2020, p. 3):
“Dat er daarnaast nog veel werk is aan echte, structurele rechtvaardigheid en dat er daarom soms andere politieke keuzes nodig zijn, ligt veel moeilijker, ook onder christenen. Met de kerk dienen we op onze hoede te zijn om de bevrijdende kracht van het evangelie en het waaien van Gods geest niet uit te doven door conformisme en behoud van de status-quo”.
Halfweg de 19de eeuw schreef Karl Marx dat ‘de filosofen de wereld alleen maar op verschillende wijzen hebben geïnterpreteerd; het komt er op aan de wereld te veranderen’.
Ook wij als christenen hebben de taak gekregen om die wereld, ja de onze, te veranderen en zo mee te werken aan de uitbouw van Gods Rijk hier op aarde, voor al haar bewoners, en in duurzame zorg voor diezelfde aarde, Gods eigen schepping.
Onze ‘geloofsbrieven’ zijn die van de Bijbel, eeuwenoud en steeds actueel. Maar willen we ze dan ook steeds lezen én in praktijk brengen?
‘Vreemdelingen, weduwen en wezen mag je niet uitbuiten’ leert ons de Torah (Ex 22,20-22).
De profeet Amos fulmineerde tegen een valse religie: “Laat liever het recht stromen als water, en de gerechtigheid als een altijd voortvloeiende beek” (5,24).
Evenzo Jesaja over het ware vasten dat bestaat in het bevrijden van de verdrukten en ieder juk breken (hoofdstuk 58).
Johannes de Doper die riep om vruchten voort te brengen die passen bij een ware bekering (Lc 3,7-9).
Wie meer dan Jezus van Nazaret, met Gods geest gezalfd, om aan armen de blijde boodschap te brengen (Lc 4,18-19) en wiens voorbeeld de eerste christenen begeesterde om alles samen te delen, opdat niemand enig gebrek zou hebben (Hand 4,32-35).
In Tertio van 2 december 2020, p. 15 zegt Johan Verstraeten (emeritus hoogleraar KULeuven): “Jezus’ duidelijke keuze voor de kwetsbaren dwingt christenen evenwel tot een voorkeursoptie voor de vreemdeling, de arme en de zieke. Zij moeten zich afvragen welk politiek programma het best die zorg dient. Er zijn historische omstandigheden waarin een geloofskeuze een politieke keuze wordt. Dietrich Bonhoeffers ‘ja’ aan Jezus en zijn ‘neen’ tegen Adolf Hitler kunnen we ook naar vandaag vertalen. De juiste keuze vraagt onderscheiding”.
Zowel voor christenen individueel als voor christelijke gemeenschappen die diaconie in barmhartigheid én gerechtigheid gestalte willen geven, is deze onderscheiding, en van daaruit ook de juiste keuzes kunnen en durven maken, niet zomaar vanzelfsprekend.
De huidige tijdgeest doet ons vaak denken en geloven dat er geen alternatief mogelijk is, en dat de gang van zaken onomkeerbaar is: beter ‘ieder voor zich’.
Dit ongeloof in verandering kan ook in onze hoofden binnendringen.
Nochtans, zegt Paus Franciscus in zijn Apostolische exhortatie De Vreugde van het Evangelie (2013): ‘draagt een echt geloof, dat nooit gemakkelijk en individualistisch is, in zich altijd een diep verlangen de wereld te veranderen...’ Aansluitend verwijst de paus daarbij ook naar een gepast instrument: het Compendium van de sociale leer van de Kerk, waarvan hij de studie en het gebruik sterk aanbeveelt (EG 183-184).
In zijn recente Encycliek Fratelli tutti over broederlijkheid en sociale vriendschap (2020) overweegt Franciscus in het tweede hoofdstuk (Een vreemdeling op de weg) de gekende parabel van de ‘Barmhartige Samaritaan’ (Lc 10,25-37).
Martin Luther King (+1968) zei ooit vanuit deze parabel, dat wij allen steeds die Barmhartige Samaritaan moeten zijn, maar dat wij ooit ook alles zullen moeten doen om de weg tussen Jeruzalem en Jericho te ‘veranderen’ en dus veilig te maken zodat niemand meer door rovers neergeklopt en beroofd op die weg zou blijven liggen…
Met nogmaals woorden van MLK mogen wij steeds uitgedaagd worden om diaconale geloofsgemeenschappen te worden, echte oefenplaatsen in barmhartigheid én gerechtigheid, waar God gebeurt... “The ultimate tragedy is not the oppression and cruelty by the bad people, but the silence over that by the good people.”
‘De tragedie zal uiteindelijk niet bestaan in de verdrukking en wreedheid van slechte mensen, maar in de stilte daarover bij de goede mensen.’
Dominique Ballegeer