De diaconie in het hart van de Kerk vindt haar oorsprong in de figuur en de boodschap van Jezus Christus. In hem komen alle rode draden, alle verwachtingen uit het Eerste Testament inzake gerechtigheid en vrede samen. Want Hij belichaamt als geen ander Gods eigen hartstocht voor gerechtigheid. In het begin van zijn evangelie vertelt Lucas hoe Jezus op sabbat naar de synagoge in Nazareth gaat en voorleest uit de profeet Jesaja: “De geest des Heren is over mij gekomen, omdat Hij mij gezalfd heeft. Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden, dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer.” (Lucas 4,18-19). In deze profetische tekst herkent Jezus zich. Hij geeft er zijn zeer persoonlijke commentaar op, want Hij betrekt die woorden op zichzelf. En terecht, want Hij stelt tekenen van hoop voor alle mensen. In wat Hij zegt en doet worden de woorden uit Jesaja vervuld. Het Godsrijk is er, dat Godsrijk moet Hij aankondigen en de mensen oproepen om het te realiseren.
Als teken van de aanwezigheid van Gods Rijk doorbreekt Jezus de grens die getrokken wordt tussen zieken en gezonden, tussen zondaars en rechtvaardigen-of zij die denken dat ze het zijn-, tussen reinen en onreinen, tussen joden en heidenen, tussen man en vrouw, tussen machtigen en machtelozen, tussen armen en rijken,…
Jezus sloopt muren tussen mensen, Hij sticht gemeenschap. Een kenmerk van de godsdienst van zijn tijd was precies dat mensen op afstand bleven van elkaar, op afstand gehouden werden wegens onrein, zondig, moreel niet hoogstaand volgens de opvattingen van de religieuze leiders. Jezus echter verbindt mensen, doet hen begrijpen dat ze elkaar nodig hebben.
Daar waar mensen kiezen voor zusterlijkheid en broederlijkheid in plaats van veroordeling en misprijzen, daar is het Rijk Gods aanwezig.
Wat in Jezus Christus te zien en te beleven was, moet ook in zijn Kerk te zien en te beleven zijn, zonder veel omhaal van woorden, maar kordaat en authentiek. Door ook zelf te knielen en voeten te wassen, af te dalen dus en daar te zijn waar het leven geleefd, geleden of gestreden wordt. Door grenzen te doorbreken en ons te identificeren met allen die hongeren en dorsten naar geluk, naar menswaardig leven,…
In de parabel van de barmhartige Samaritaan lezen we de oproep om echt begaan te zijn met mensen in nood, naar hen toe te gaan, hun wonden verbinden en voor hen te (laten) zorgen, zo lang en zo veel als nodig.
Daarnaast klinkt ook de oproep om goed te kijken en te analyseren waarom in onze wereld de weg van Jeruzalem naar Jericho (ook vandaag nog) zo onveilig is, en dus ook in te zetten op structurele verandering in denken en handelen.