Pausen
Ook meerdere pausen hebben het bidden tot aartsengelen en engelbewaarders zeer aanbevolen:
De gedachtenis van de engelbewaarders reeds in 1608 door paus Paulus V (1550-1621) als een niet verplicht feest in de hele Kerk ingevoerd, en in 1670 door paus Clemens X (1590-1676) over de hele wereld op 2 oktober als verplicht te vieren ingesteld.
Paus Pius VI heeft op 20 september 1796 het gebedje Ange de Dieu, qui êtes mon gardien, à qui la Bonté Divine m'aconfié, éclairez-moi, gardez-moi, dirigez-moi et gouvernez-moi. Amen gegeven. (Engel van God, die mijn bewaarder bent, die de Goddelijke goedheid aan mij heeft toevertrouwd, verlicht, bewaar, geleid en bestuur mij. Amen.)
Paus Leo XIII (1810-1903) vroeg in 1886 de hele Kerkna de H. Eucharistieviering het volgende gebed tot de H. Aartsengel Michael te bidden:
“Heilige Aartsengel Michaël, verdedig ons in de strijd; wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig, dat God hem zijn macht doe gevoelen. En gij, vorst van de hemelse legerscharen, drijf Satan en de andere boze geesten, die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan, door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen.”
Een priester die de paus eens het gebed hoorde opzeggen, was onder de indruk van het vertrouwen dat de paus uitstraalde in de kracht van deze aartsengel bij de bestrijding van machten van de duisternis, die hij grote macht om te misleiden toekende. Immers, zoals al St. Paulus zei: “Ten slotte, zoek uw kracht bij de Heer en zijn almacht. Trek de wapenrusting van God aan om te kunnen standhouden tegen de listen van de duivel. Want onze strijd is niet gericht tegen vlees en bloed, maar tegen de heerschappijen, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis en tegen de geesten van het kwaad in de hemelse regionen” (Ef. 6,12-14).
De relatie van Paus Pius XI (Achille Ratti, leefde van 1857-1939, paus van 1922-1939) met zijn engelbewaarder begon als jongeman na het lezen van de ervaringen met en raadgevingen van St. Bernardus van Clairvaux (1091-1153), om namelijk eerbied, liefde en vertrouwen jegens onze engelen te hebben. Deze paus vertelde eens aan een groep bezoekers dat hij aan het begin en het einde van elke dag zijn beschermengel aanriep. Hij voegde eraan toe dat hij dit ook in de loop van de dag dikwijls herhaalde, vooral wanneer de dingen ingewikkeld werden. Hij vertelde dat hij steeds op wonderlijke wijze de bijstand van zijn beschermengel had gevoeld en hij voelde hem heel dikwijls vlak bij zich. Paus Pius XI beval met name bepaalde categorieën mensen aan veel tot hun engelbewaarders te bidden: diplomatieke vertegenwoordigers van de H. Stoel, missionarissen, ouders, opvoeders en padvinders, die “dikwijls alleen aan hun eigen kracht zijn overgeleverd hun weg moeten vinden en obstakels overkomen”. De paus beperkte zich echter niet tot zijn engelbewaarder. Ook tot de engelen van kerkelijke ambten en omschreven gebieden, zoals bisdommen en landen, had hij een bijzondere devotie.
Paus Pius XII (1867-1958) beval in een toespraak op 3 oktober 1958 tot zevenhonderd Amerikaanse pelgrims aan om steeds in een soort vertrouwelijke omgang met de beschermengelen te leven. Hij verwees naar de kleine kinderen, van wie de engelen in de hemel voortdurend het aangezicht van de Vader aanschouwen (Mt. 18,10). Hij steldedat de beschermengel zich niet slechts richt op de bescherming van ons lichaam, maar vooral bekommerd is om de voortgang van onze ziel. Hij is een meester in ascese en mystiek. Hij kan ons tot de top van het geestelijk leven voeren.
De heilige paus Johannes XXIII (1881-1963, paus van 1958-1963) had ook een diepe verering voor zijn engelbewaarder en vertrouwde op zijn werking. Zo stelde hij bij het dertigjarig bestaan van Radio Vaticaan op 1 oktober 1961 dat de engelen bijzondere steun kunnen geven aan de woorden van de priesters, bisschoppen en de paus. “Mogen Gods engelen de herauten van onze stem zijn.. Mogen de engelen in ieder huis doordringen en daar zeggen hoe vol zorg wij zijn voor het tot stand komen van sociale eendracht, voor reinheid van zeden, het beoefenen van de liefde, de vrede onder alle volkeren. Mogen de engelen tenslotte de gelovigen aansporen om te bidden voor het concilie.” Later zal hij de priesters aansporen om te bidden tot de engelen om hen te helpen dagelijks aandachtig, eerbiedig en godsvruchtig het brevier te laten bidden. Ook ouders kregen van hem de opdracht om hun kinderen te laten weten dat ze nooit alleen zijn en hun te leren hoe ze vertrouwelijk met hem kunnen omgaan. Vijfmaal per dag bad hij: “Engel van God, die mijn bewaarder zijt, aan wie de goddelijke goedheid mij heeft toevertrouwd, verlicht, bewaar, geleid en bestuur mij. Amen.”Een andere mooie praktijk, die hij geleerd had van Paus Pius XI, beval hij vaker aan: wanneer je met een persoon moet spreken die voor je argumenten moeilijk toegankelijk is, neem dan je toevlucht tot je beschermengel. Beveel hem je zaak aan. En vraag hem dan tussenbeide te komen bij de beschermengel van degene met wie je spreekt. Wanneer de overeenstemming van de engelbewaarders er eenmaal is, wordt het onderhoud een stuk gemakkelijker. Ook kun je de engelbewaarder van de ander vragen hem tot een helder inzicht en rustig oordeel te brengen. Als Paus refereerde hij 40 maal aan zijn bewaarengel, en schreef de inspiratie voor het Tweede Vaticaans Concilie toe aan de bemiddeling van zijn beschermengel.
Paus Paulus VI schreef aan de Nederlandse bisschoppen dat de engelen in de Nieuwe Catechismus te weinig aan bod kwamen.
Johannes Paulus I
Johannes Paulus II had mooie uitgebreide algemene audiënties in Juli-Augustus 1986 over engelen. Hij heeft de Catechismus en Compendium uitgegeven, met paragrafen over de engelen. Ook heeft St. paus Johannes Paulus II het gebed tot de H. Aartsengel Michael ten zeerste aanbevolen.
Paus Benedictus XVI waardeerde hem zelfs bij ongelukken.
Paus Franciscus zei tot zijn medejezuïeten in Roemenië:
“We leven in een tijd die meer van jezuïet Faber is dan van de Nederlandse jezuïet Canisius [2], die een man van het dispuut was. In tijden van spanning en kritiek moeten we doen zoals Faber, die werkte met de hulp van engelen; hij vroeg aan zijn engel, om te spreken met de engelen van de anderen, zodat die zouden bewerken wat wij zelf niet kunnen doen. Dan heb je werkelijke nabijheid nodig, een zachtaardige nabijheid. Op de eerste plaats moeten we nabij zijn aan de Heer met gebed, met tijd doorgebracht voor het tabernakel. En dan ook de nabijheid tot Gods mensen in het dagelijkse leven met werken van barmhartigheid, om wonden te helen.”
Paus Leo XIV