De herfst, dat is:
eerst met het groen van de zomer,
dan met de schoonheid
van verkleuring.
Tegelijk is er al
de eerste kaalheid van de winter.
Tegelijk is er al
het roestbruine blad dat valt.
De herfst is het enige seizoen
dat het mens zijn
in zijn volle mysterie
tot recht laat komen.
Het is de tijd om dankbaar te zijn
om wat goed en mooi was.
Het is de tijd om
weemoedig te beseffen
dat leven verlies is en loslaten.
Tussen geboorte en dood
zijn mensen getuige van
schitterende schoonheid
en tegelijk vaak
deel van pijn en aftakeling.
Waarom
die onbegrijpelijke mengeling
van perfectie en verval,
van volmaaktheid
en gebrokenheid?
Waarom soms zo vroeg,
zo vaak en zo hard
dat onrecht, dat lijden,
die aftakeling en dood?
Wat soms zo zinvol is,
lijkt op andere momenten
zo zinloos!
We leven in een wolk
van niet-weten.
We kunnen niet anders
dan onze strijd strijden…
of staken.
Om draagkracht bidden we.
Om behoud van begeestering.
Om altijd weer nieuwe levensmoed.
Dat het ons geschonken wordt.
Dat we er zelf werk van maken.