De oude kerk van Vosselare was één van de mooiste gebouwen die men in de dorpen van Oost-Vlaanderen aantrof. Vooral de 56 m hoge toren in het midden van het gebouw wekte heel wat bewondering op. Gans de toren, de naald inbegrepen, was langs binnen in grote baksteen en langs buiten in Balegemse steen gebouwd. Iedere hoek van de spits was versierd met een rij uitspringende haken of krammen, gebeiteld in de vorm van een ineengekruld koolblad. Rond de voet van de torenspits bestond een gaanderij welke aanvankelijk met een fraaie leuning versierd was. In ieder van de acht hoeken van de torenvoet bevond zich een venster. Inwendig rustte de toren op vier vierhoekige wandstijlen welke door volronde bogen met elkander verbonden waren. In 1673 deed men grote herstellingen aan de daken, de vensters en de toren. In 1763 werd de kerk, die tot dan een roodstenen vloer had, bevloerd met Doornikse stenen.
Belangrijke data in de geschiedenis van de parochie en de kerk van Vosselare.
1836 Er wordt een nieuwe toren gebouwd, betaald door de provincie.
1841 De muur rond het kerkhof wordt hersteld en er worden bomen geplant rond het kerkhof.
1845 De ingang naar de kerk wordt met stenen geplaveid.
1890 Kleine herstellingen worden uitgevoerd aan kerk en pastorie.
1897 De kerk wordt volledig hersteld. Nieuwe beelden worden geschonken door E.H. Deken De Meester en de parochianen.
1898 Burgemeester Arnold de Kerckhove d’Ousselghem schenkt een nieuw glasraam.
1899 Een nieuwe kruisweg wordt ingezegend, het is eveneens een gift van voornoemde burgemeester.
1900 Een nieuw hoofdaltaar en twee zijkapellen worden geschonken door de familie de Kerckhove en een bijdrage van de gemeente (onkosten 51 000 Fr.).
1903 De toren wordt hersteld voor de som van 18 500 Fr. Er wordt een nieuwe vloer van keramiek gelegd voor de som van 3 400 Fr. Verder komt er een nieuwe doopvont (1 475 Fr.) en wordt er een nieuwe communiebank geschonken door de familie Loontjes en Vaere van Nevele. De gebroeders Verpoest (Louis en Frederick) schilderen het koor voor 1 162 Fr.
1904 Louis Verpoest schildert de kapel van O.-L.-Vrouw en de Heilige Eligius (samen 1 110 Fr.).
1908 De burgemeester de Kerckhove d’Ousselghem schenkt vier glasramen.
1910 Louis Verpoest schildert de sakristie.
1910 In de nacht van 24 op 25 april wordt ingebroken in de kerk. Met het materiaal van de in opbouw zijnde school en klooster wordt een venster geforceerd. Een kruisbeeld en een koperen wierookvat worden meegenomen. Deze voorwerpen werden teruggevonden dicht bij de O.-L.-Vrouwkapel in de Moerstraat (in een roggeveld van Edmond Vermeulen).
1912 Op 29 september komen drie zusters van Deftinge aan in Vosselare. Ze zullen instaan voor een gemengde bewaarschool en een meisjesschool. Het klooster en de school zijn een gift van de burgemeester Arnold de Kerckhove d’Ousselghem.
1914 Op 13 oktober wordt door de Duitse artillerie een gat geschoten in de toren. Arduinstenen vallen op het dak van het hoogkoor en veroorzaken veel schade. Enkele Duitse officieren logeren in de pastorie.
1918 Tijdens het laatste Duitse offensief wordt de kerk verwoest. Na de oorlog wordt een gebouw van Mevrouw de Kerckhove ter beschikking gesteld als kerkgebouw.
1919 De kerkraad verkrijgt een lening van de gemeente Vosselare om het kerkgebouw te herstellen.
1921 Pastoor Lippens laat de herstellingswerken aanvangen. De prachtige torenspits wordt hersteld.
1923 In de loop van verschillende jaren worden meubels, predikstoel en biechtstoel aangeworven met de ontvangen schadevergoeding van 25 000 Fr.
1925 Er worden nieuwe glasramen geplaatst.
1937 De kerk wordt herschilderd voor de som van 29 000 Fr.
1940 Op 25 mei wordt de kerk opgeblazen door soldaten van het Belgisch leger. Er wordt een noodkerk ingericht aan de andere kant van de kerk. Er wordt een aanvraag gedaan om de oude kerk te herstellen alsook om de sacristie en het koor te vernieuwen.
1952 De herstelde, bijna nieuwe kerk wordt terug in gebruik genomen. Er komt een mooi glasraam boven het hoofdaltaar en er wordt een nieuw orgel aangekocht.
De noodkerk.
De patroonheilige Sint-Eligius.
Omstreeks 590 werd Eligius in Chaptelat bij Limoges geboren. Hij wilde eerst smid worden maar snel was goudsmeden zijn beroep.
Vanuit de goudsmederij kwam hij in dienst van de Frankische koningen Clotaris II en Dagobert en werd lid van de raad der Frankische koningen en tot muntmeester benoemd. In het jaar 632 na de dood van koning Dagobert verliet Eligius het hof met de intentie om priester te worden.Hij stichtte de abdij van Solignac en werd later daarop tot priester gewijd. In 641 op 13 mei werd Eligius tot bisschop van Noyon-Doornik gewijd. In de twintig jaar dat hij bisschop was, legde hij zich toe op de bekering van de heidenen in de omgeving van de Schelde- en de Leiestreek. Ook in Antwerpen zou hij gepreekt hebben. Op 1 december 660 stierf hij in Noyon en werd begraven in Kathedraal Notre-Dame van deze stad.
Eligius is de patroon van: Goud - en zilversmeden, boerenknechten, elektriciens, hoefsmeden, smeden, slotenmakers, metaalbewerkers, koetsiers, horlogemakers, zadelmakers, koetsenbouwers, lampenmakers, korfvlechters, paardenhandelaars, pachters, dierenartsen, muntmeesters, graveurs, paarden.
Patroon tegen: Paardenziekten.
Kerkschatten.
Monstrans.
Wie 55-plusser is vindt in zijn geheugen wellicht nog flarden van herinnering aan Sacramentsdag van weleer. Een plechtige processiedag, waaraan de katholieke jeugdverenigingen, de christelijke organisaties en de eucharistische kruistochters deelnamen. Ook de eerste en de plechtige communicanten, de schoolgaande jeugd… Allen voortschrijdend in dezelfde richting, met Christus - meegedragen in de gouden monstrans - tastbaar aanwezig, onder het baldakijn, zo´n mini hemel, gedragen door de kerkbestuursleden. Dat gaf een sterk gevoel van eenheid, geborgenheid in het mysterie van het geloof .
Wierookvat. Wierook is ongeveer zo oud als de geschiedenis zelf. Het werd in de vroege Egyptische en Indiase beschavingen gebruikt als belangrijk ingrediënt voor het offerritueel. De vervaardiging van wierook was dan ook niets minder dan een heilige kunst. De kruiden, specerijen en oliën waaruit de wierook werd gemaakt bezaten volgens de wijze samenstellers naast zuiverende kwaliteiten tal van medicinale eigenschappen, die behouden bleven in de subtiele geuren die vrij kwamen bij verbranding. Bij de verbranding van wierookkorrels stijgt rook op. De aangename geur die door de verbranding vrijkomt, verspreidt zich mét de opstijgende rook
Zo stijgt a.h.w. de ziel van de mens op naar het eeuwige leven. De bewieroking tijdens begrafenisplechtigheden; deze dient dus niet alleen om de lucht te zuiveren maar draagt ook deze symbolische boodschap in zich.
Lezenaar.
Zeer prachtig beeldhouwwerk waarop het epistel- en evangelieboek op wordt gelegd. Het stelt een arend voor die zijn vleulgels uitstrekt en een tablet ondersteunt. De adelaar zou de enige vogel zijn die recht in de zon kan staren. Alleszins vliegt hij hoger dan alle andere vogels. Zo is Christus - omwille van zijn unieke verbondenheid met God zíjn Vader - de enige die Hem rechtstreeks kan zien van aangezicht tot aangezicht. Zo is Christus naar God in de hemel opgestegen - gezeten aan de rechterhand van God de Vader - hoog boven alle gelukzalige mensen verheven. Ambrosius schrijft: 'Christus is naar de Vader gevlogen als een adelaar'.