KERK IN DE KIJKER : DE ST.PETRUS- EN PAULUSKERK VAN HANSBEKE
De kerk met haar typische lantaarntoren
Het eerste kerkje.
Het eerste kerkje van Hansbeke werd in de eerste helft van de 12de eeuw gebouwd. Onze streek maakte toen deel uit van het geünieerde bisdom Noyon-Doornik dat in 1146 gesplitst werd. Symon, bisschop van Noyon-Doornik, schonk (volgens de oorkonde van 7 maart 1145) het altaar van Hansbeke aan Goswijn, abt van de Premonstratenzerabdij van Drongen. Als collator van de kerk bezat de abdij het recht een priester aan te stellen die dan (normaliter) door de bisschop tot pastoor benoemd werd. De eerste pastoors te Hansbeke waren dan ook Premonstratenzers of Norbertijnen. Over het eerste bedehuis is niets bekend, noch over de ligging noch over het uitzicht. Waarschijnlijk stond het op de plaats van de huidige kerk. Wellicht was het een houten zaalkerkje met lemen wanden en een strooien dak.
De laat-middeleeuwse kerk.
De meeste dorpskerkjes kenden een langzaam groeiproces van een eenbeukig (zaal)kerkje tot een meerbeukige kerk met klokketoren. Volgens een status eclesiae van 1672 had de kerk drie altaren: een hoofdaltaar en twee zijaltaren, hetgeen verwijst naar de driebeukige kerk met middenbeuk en twee zijbeuken. Landmeter Joos De Deken senior schetste in 1700 een perspectivisch beeld van de parochiekerk op zijn caerte figurative van Hansbeke. Men onderscheidt de hoofdbeuk met vieringtorenen de laterale zijbeuk
De (toen bestaande) laterale noordbeuk werd door de landmeter niet getekend. Afzonderlijke zadeldaken bedekten middenbeuk en zijbeuken. Op het west- en noordeinde van het kerkschip stond een kruis. De vieringtoren had een tentvormig dak. Aan de oostkant van de kerk zijn hoogkoren en zijkoren herkenbaar. In de puntvormige westgevels, gestut door versneden steunberen, bevonden zich hoge kerkramen. Een zestal ramen verlichtten de laterale beuken. De hoofdingang van de geoosterde kerk bevond zich uiteraard in de westgevel van de middenbeuk.
Potloodtekening van kanunnik Jan-Baptist Lavaut ca. 1855. Pastorie, parochiekerk met vijf traveeën en stompe oostertoren, grafkapel van de adellijke familie van de Woestyne ‘d Hansbeke.
De huidige kerk.
De huidige Sint-Petrus en Pauluskerk is een bakstenen driebeukige pseudo- basilicale kerk, opgetrokken in een neoclassiscistische bouwstijl. De verhoogde middenbeuk en de twee zijbeuken gaan schuil onder een groot, lichtjes geknikt zadeldak van leien. Het massale gebouw is verfraaid door gebruik van hard- en zandsteen en van op zandsteen gelijkende omlijstingen, kordons, ornamenten, voluten cartouches en oculi. De neobarokke oostertoren, gestut door hoge versneden steunberen, bestaat uit drie geledingen. De bovenste geleding (klokkenkamer) met galmgaten en uurplaten draagt een pompeuze torennaald. De kerk werd in het laatste decenium van de 18de eeuw gebouwd, naderhand vergroot en na de Eerste Wereldoorlog hersteld en verfraaid. De laat midddeleeuwse kerk, bouwvallig en te klein geworden voor de groeiende parochie, werd in 1790 gesloopt. De toren werd blijkbaar uit financiële overwegingen niet afgebroken. De Gentse bouwmeester Frans Drieghe ontwierp de plannen van de nieuwe kerk. De bouwwerken werden uitgevoerd door Cornelis Willems, ondernemer en meester schrijnwerker te Drongen. Met inbegrip van de afbraak duurden de werken van 1790 tot begin 1793.
Het hoofdaltaar.
Het hoofdaltaar wordt, zoals trouwens ook in de Middeleeuwen het geval was, niet toegewijd aan de kerkpatroon, maar is het sacramentsaltaar waarop zich het tabernakel bevindt met de geconsacreerde hosties. De versiering ervan is dan ook op de H. Eucharistie georiënteerd. Het hoofd altaar, van marmer en gepolychromeerd hout, bestaat uit drie delen: tombe, kaarsenbank en tabernakel. De altaartombe, zinnebeeld van het graf van Christus, is geplaatst op een predella van drie marmeren treden; drie is het heilige getal, symbool van de goddelijke triniteit. In de voorwand van de tombe is een beglaasde nis met ovale doorkijk op een liggend kruisdragend lam, dierensymbool van de zich opofferende Christus. Het oculus is omgeven door twee banderollen waarop, naar het woord van Johannes de Doper, te lezen is : Ecce Agnus Dei qui tollit peccata mundi (zie het Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld).
Op de plaatselijk verbrede attiek staat het (trommel)tabernakel: een cilindrische kast waarbinnen een trommel om een verticale as wentelt. Twee paar Korintische zuiltjes naast het tabernakeldeurtje dragen een geprofileerd hoofdgestel, bekroond met twee paar sierbolletjes en een met bloemenslingers belegde koepel. Op een stapelwolk boven de koepel troont een calvariekruis met gekruisigde Christus, verheerlijkt in een vergulde mandorla. Een reliëf met hostiedragende kelk, omgeven door een stralenkrans, versiert het tabernakeldeurtje.
Zijaltaren.
Het O.-L.-Vrouw zijaltaar is in wit en zwart marmer, geplaatst tegen de westelijke kerkmuur. De witte tombe staat op een zwart marmeren predella. Op het antependium prijkt het Mariamonogram in een medaillon van stralen en wolken, een figuur van de dooreengevlochten beginletters S(ancta) M(aria) R(egina). Aan weerskanten van de cartouche dragen twee voluutvormige consoles, bekroond met een cherub, de uitkragende kroonlijst van de altaartafel. Bovenaan in de nis troont een O.-L.-Vrouwbeeld met het Jezuskind, geflankeerd door twee toegewende, gevleugelde engeltjes in knielende aanbidding. Een calvariekruis bekroont het fronton van de nis. Dit altaar is een gift van Jan Baptiste van de Woestyne d’Hansbeke in 1859.
Het Sint-Pieters zijaltaar is een identiek portiekaltaar met enkele bijzonderheden. De voorwand van de altaartombe draagt een tiara boven twee gekruiste sleutels, symbolen van de pauselijke macht, verwijzend naar de Heilige Petrus als eerste paus. In de nis troont een apostelbeeld van de Heilige Petrus. Dit altaar is eveneens een gift van Jan Baptiste van de Woestyne d’Hansbeke in 1859.
Met dank aan Willy Van Parys voor deze tekst.