Agnes Gonxha Bojaxhiu werd geboren te Skopje (de hoofdstad van het huidige Noord-Macedonië) in 1910. Haar ouders behoorden tot de Albanese minderheid en waren overtuigd katholiek. Haar vader stierf onverwacht toen ze 9 jaar was. Agnes leerde als kind van haar moeder dat je moest opkomen voor je katholieke geloof, juist omdat ze tot de minderheid behoorden. Geïnspireerd door haar moeder trad ze bij de orde van Onze Lieve Vrouw van Loreto in om missionaris te worden. Die stuurde haar in 1929 naar Calcutta, India, waar ze haar geloften aflegde als zuster Teresa. Ze werd er hoofd van een meisjesschool, maar ze verlangde ernaar iets voor de armen te doen. Toen dat onmogelijk bleek binnen haar orde, mocht ze deze met toestemming van de paus verlaten. Teresa volgde een verpleegstersopleiding, trok haar bekende wit-blauwe habijt aan en vestigde zich in de sloppenwijk. In 1949 voegden zich enkele andere vrouwen bij haar en stichtte ze de orde van de Missionarissen van Naastenliefde en in 1952 opende ze in Calcutta het huis “Zuiver Hart”. Hier vonden de armen en verstotenen een plaats voor opvang, verzorging en om waardig te sterven. Onder impuls van Moeder Teresa groeide de orde en werden overal ter wereld huizen van naastenliefde geopend, in België is er een te Gent sinds 1980. In 1979 ontving ze de Nobelprijs van de Vrede. Omdat ze dagelijks geconfronteerd werd met ziekte, lijden en dood was Moeder Teresa een vurig verdedigster van het leven en de menselijke waardigheid. De grootste armoede bestaat er volgens haar in ongewenst te zijn en niemand te hebben die je verzorgt. Op 5 september 1997 overleed Moeder Teresa te Calcutta, op 4 september 2016 werd ze door paus Franciscus heilig verklaard.