Centraal staat de uitdrukking van de gemeenschap (communio) met Christus en met elkaar als vrucht van het grote Dankgebed.
Het begint bij het Onze Vader. Dit gebed samen bidden is al een eerste manier om te “communiceren”: door het samen bidden van het grote dankgebed zijn de christenen verzameld als broers en zusters rond Christus. We richten ons tot een God die vertrouwen inboezemt en die ons als christenen verenigt. Beide woorden zijn hierbij al belangrijk. De relatie met de Schepper is tegelijk een gemeenschappelijke relatie: we bidden het Onze Vader als een “familiegebed” van broeders en zussen. De inleiding laat ook hier weer de “brugfunctie” van Jezus Christus oplichten:
“Aangespoord door een gebod van de Heer en door zijn goddelijk woord onderricht, durven wij zeggen”.
Omdat Jezus Christus samen met ons bidt, durven we het aan om God vrijmoedig toe te spreken.
In het gebed om vrede richt de voorganger zich vervolgens tot Jezus Christus: Hij is het die door zijn zelfgave op het kruis vrede heeft gesticht. Hij laat ons er hier en nu opnieuw in delen. Dat is de betekenis van de vredewens:
“De vrede van de Heer zij altijd met u”.
Het gaat om de eerste paasgave van de verrezen Heer (Cf. Joh. 20, 19). Maar deze gave komt tot ons doorheen de anderen én we worden uitgenodigd om ze zelf ook door te geven. Ook hier blijkt de onverbrekelijke band tussen de verbondenheid met God enerzijds en die met de mensen rondom anderzijds. De vrede ontvangen en doorgeven is een tweede manier om te communiceren.
Het breken van het brood is een bijzonder moment, dat de lijn van het dankgebed verder doortrekt. Het mag best wat tijd en aandacht krijgen, terwijl het Lam Gods gezongen wordt. Het gaat immers om iets wezenlijks: het gebroken brood en de gedeelde wijn vertellen ons hoe Jezus Christus heeft geleefd en wat zijn “engagement” is geweest: niets minder dan zijn eigen leven breken en delen voor de mensen. Ze tonen wat het einddoel is van het danken en gedenken tijdens de eucharistie: dat allen die meevieren, groeien in die liefde die Christus heeft voorgeleefd, door zelf hun leven te breken en te delen voor anderen.
Drie Bijbelcitaten gaan de communie nog vooraf:
Zalig die genodigd zijn aan de maaltijd des Heren (Cf. Apk. 19, 9).
In het boek Openbaring gaat het over de bruiloft van het Lam: bij de communie krijgen we al een voorsmaak van dit bruiloftsmaal.
Zie het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld (Joh. 1, 29).
Deze woorden, waarmee Johannes de Doper Jezus aanwijst, vatten de rijke Bijbelse thematiek van het lam samen (het paaslam én het lam waarover sprake is in de liederen van de Lijdende Dienaar).
Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt, maar spreek en ik zal gezond worden (Cf. Mt. 8, 8; Lc. 7, 6).
Hier kruipen we als het ware in de huid van de Romeinse honderdman, die ondanks alles uiting geeft van zijn groot vertrouwen in Jezus.
De communieritus loopt uit op de processie waarin iedereen uitgenodigd wordt tot de persoonlijke ontmoeting met Christus in het Eucharistisch brood en de beker met wijn. Het moment van de communie – een hoogtepunt in de viering – drukt uit dat de Heer zelf ons voedsel wil zijn op die weg: Hij komt naar ons toe, we ontmoeten Hem daar op een heel persoonlijke, intieme manier. Hij geeft zich opnieuw aan ons, opdat wij meer op Hem zouden gaan gelijken. Wie “Amen” zegt bij de communie, wordt opgeroepen om zelf het “Lichaam van Christus” te worden dat hij of zij ontvangt (Augustinus). En omdat we allemaal een stukje krijgen van één en hetzelfde brood, is de communie ook uitdrukking van de onderlinge verbondenheid en solidariteit. We worden opgeroepen om ook samen, als kerkgemeenschap, het levende ‘lichaam van Christus’ te vormen dat zich breekt en uitdeelt voor de wereld.
Tijdens of na de communie kan er een lied gezongen worden. Daarnaast is er ook tijd voor stil, persoonlijk gebed, om wat men met de mond heeft ontvangen ook in het hart een plaats te geven. Dit moment wordt door de voorganger afgesloten met het gebed na de communie.
Lees verder