Het is niet omdat mensen fysiek aanwezig zijn in de viering, dat ze er ook werkelijk aan “deel-nemen” met hun geest, hun aandacht en hun hart. De bedoeling van de liturgie is dat we met heel onze persoon (geest én lichaam) betrokken zijn op de viering, met al onze zintuigen. Er wordt ook van ons een ‘werkelijke tegenwoordigheid’ gevraagd.
We kunnen ons dus de vraag stellen: hoe staat het met onze ‘werkelijke tegenwoordigheid’? We zeggen wel:
“Wij zijn met ons hart bij de Heer”,
maar is dat ook zo?
En we kunnen deze zin nog als volgt uitbreiden: “Wij zijn met heel onze persoon – hart, geest, lichaam - bij de Heer.” Want in de liturgie speelt de ontmoeting met de onzichtbare God zich af via een ritueel, waarbij de zintuigen en het menselijke lichaam in actie (moeten) komen.
De vraag naar onze actieve deelname wordt nog concreter vanuit twee andere vragen:
- Willen we meedoen? Dat wil zeggen: ben ik echt bereid om mijn aandacht te richten op het liturgische gebeuren, om actief mee te vieren met mijn hart, mijn ogen, mijn oren, mijn lichaam, mijn hele persoon? In onze vieringen ontmoeten we toch regelmatig mensen die dit eigenlijk niet wensen en die weinig inspanning leveren om echt mee te vieren…
- Mogen we meedoen? Krijgen we ook de kans om actief mee te vieren? Mogen we meezingen, mogen we rechtstaan, mogen we antwoorden, mogen we knielen, … Ook hier zijn er plaatsen waar de gemeenschap soms in de rol wordt geduwd van passieve (zittende!) toeschouwer.
Actief deelnemen aan de viering veronderstelt dus een innerlijke én zintuiglijke betrokkenheid bij de viering: het gaat om mee bewegen, mee zeggen en bidden (met de mond), mee zingen, mee stil worden, mee bidden (met het hart).
Opgelet: het gaat dus niet om een louter ‘uiterlijk’ deelnemen. Het is tegelijkertijd noodzakelijk om actief bij onszelf de spirituele grondhoudingen te cultiveren die nodig zijn om vruchtbaar aan de eucharistie te kunnen deelnemen:
- Geloof in God als een werkzame aanwezige kracht: “de heilsgeschiedenis gaat verder, en wij krijgen er deel aan.” (Verbond)
- Geloof dat God ons in tastbare, zintuiglijke tekens nabij komt. (Schepping en incarnatie)
- Zich leren toevertrouwen aan het ‘spel van de zintuigen’ en het verwijzende karakter van de liturgie ernstig nemen.
- Nederigheid: niemand is meester van de liturgie. Laat ik me invoegen in een groter geheel?
Lees verder