Hetzelfde als in de andere sacramenten: het gaat in de liturgie steeds om de levende samenspraak en ontmoeting tussen God en zijn Volk. Er wordt tot uitdrukking gebracht waar de kerkgemeenschap van leeft: de steeds hernieuwde verbondenheid met God en Jezus Christus, door de Heilige Geest. In de liturgie richten de christenen zich altijd vanuit hun geloof tot God die ze de Bron van alle leven noemen, en tot Jezus Christus, hun Herder en Voorganger. Ze vragen er telkens opnieuw Gods Levenskracht, zijn Geest.
De bedoeling van de viering van de liturgie (en dus ook van de eucharistie) is dat wij opgenomen worden in de verbondenheid met God. Onze relatie met Hem wordt er tot uitdrukking gebracht, en precies dankzij die uitdrukking wordt ze ook gevoed en gesterkt. De eucharistie is dus, net als de andere sacramenten een bijzondere ontmoetingsplaats met God, Vader, Zoon en Geest: Christus doet ons door de gave van zijn Geest delen in de liefde van de Vader. In telkens andere omstandigheden van het leven, krijgen mensen er de kans om te gaan delen in het leven van God zelf.
De dynamiek van het liturgisch gebed
De namen van de drie goddelijke personen: “Vader, Zoon en Geest”, bepalen eigenlijk de hele dynamiek van het christelijk liturgisch gebed: in de liturgie bidden we meestal tot de Vader, door en met de Zoon en in de Geest. Het is belangrijk om deze dynamiek in de liturgie te ontdekken en de viering ervan te leren beleven als een heel gevarieerde dialoog tussen onszelf als verzamelde gelovigen en de Vader, de Zoon en de Geest.
Bidden tot de Vader…
God staat in de bijbel dus aan het begin van alles: Hij is de bron van alle leven en liefde, die ook ons met zijn scheppend Woord tot leven heeft geroepen. Daarom richt het liturgisch gebed zich meestal tot God de Vader: onze dankbaarheid, lofprijzing en smeking zijn uiteindelijk tot Hem gericht. Het Eucharistisch dankgebed is hiervan een goed voorbeeld. We spreken er altijd tot de Vader, zelfs tijdens de instellingswoorden, wanneer de priester de gebaren en woorden van Jezus herneemt. Daarmee willen we immers ook de Vader oproepen om de grote liefde te gedenken van zijn Zoon. Ook de andere gebeden, uitgesproken door de voorganger, zijn in principe tot de Vader gericht. Af en toe is er een – betekenisvolle – uitzondering, en spreken we Jezus Christus aan, zoals op 24 december: “Kom spoedig en talm niet, Heer Jezus…”
… met en door de Zoon …
Ook al richten we ons wezenlijk tot God de Vader tijdens de liturgie, toch draagt zij in zich ook het Bijbelse besef van zijn verborgenheid: “Niemand heeft God ooit gezien…” (Joh 1, 18). Het is nooit vanzelfsprekend om te bidden tot Diegene die ons begrip ver te boven gaat. Daarom doen we in het liturgische gebed steeds weer een beroep op Jezus Christus, en bidden we “door Hem, en met Hem en in Hem”. In de rooms-katholieke liturgie is de brugfunctie van Jezus Christus een belangrijke vooronderstelling. Hij is het die ons door de gave van zijn Geest laat delen in de liefde van de Vader: “… maar de eniggeboren God, die nu rust aan het hart van de vader, hij is de gids en de weg geweest” (Joh 1, 18). Door zijn zelfgave tot op het kruis heeft Jezus de kloof tussen God en de mensen overbrugd. Dankzij de verrijzenis - het antwoord van de Vader op het leven en het trouwe getuigenis van de Zoon - leeft Christus nu bij de Vader als onze advocaat en pleitbezorger: “Hij is de hemel zelf binnengegaan om er nu, voor onze zaak, bij God present te zijn” (Hebr 9, 24).
Vanuit deze rol als Herder en “Bruggenbouwer”, wordt Jezus Christus in het liturgische gebed af en toe rechtstreeks aangesproken. Hét voorbeeld hiervan is het “Heer, ontferm U” bij het begin van de eucharistie. Maar bij het evangelie zeggen we ook bijvoorbeeld: “Lof zij U, Christus”. Zo spreken we onze vreugde uit omdat we Hem opnieuw aan het Woord mogen horen. En vlak voor de communie bidden we Hem om de eerste vrucht van zijn verrijzenis: “geef vrede in uw naam en maak ons één…”
… en in de Geest
Jezus erkennen als de Levende is al méér dan mensenwerk: “niemand kan zeggen ‘Jezus is de Heer’, tenzij door de heilige Geest” (1 Kor 12, 3). Uiteindelijk is het alleen de Liefdeskracht van God zelf die de band mogelijk maakt tussen het Pasen van Jezus en ons eigen leven. Daarom wordt in de liturgie telkens weer Gods Geest ingeroepen: om ons het leven, sterven en verrijzen van Jezus in herinnering te brengen, om ons te laten delen in zijn verrijzenisleven en ons met zijn kracht te bezielen. In het hart van alle sacramentele vieringen zal dan ook steeds op één of andere manier klinken: “Vader, zend uw Geest”. Alleen op Pinksteren bidden we rechtstreeks tot Gods Geest, met de indringende vraag: Kom, Heilige Geest, vervul de harten van uw gelovigen en ontsteek in hen het vuur van uw liefde. Dit gebed om de Geest is belangrijk om ons als kerkgemeenschap niet al te zelfverzekerd op te stellen: wij hebben nooit greep op de aanwezigheid van Christus en de Liefde van God. Dit zijn altijd gaven, waar we bescheiden én vrijmoedig om mogen vragen.
Lees verder