Voor Maria aan het kapelletje zei Finneke haar gedichtje op “ ’t Lief -Vrouwke aan de boom” van Constant Eeckels . Dit leerde ze op school in 1938 (zij was toen 12 jaar) en zegt het nog regelmatig op helemaal van buiten en met heldere stem.Constant Eeckels werd geboren te Antwerpen op 5 september 1879 en overleed te Elsene op 19 september 1955. Constant was een Vlaams auteur, voornamelijk van poëzie en toneel.
Het Lief-Vrouwke aan de boom.
Lief Vrouwke, dat daar eenzaam
staat in kleine boomkapel
Met roze blos op blank gelaat
en ogen blauw en zo hel
Gelijk de zuivere zomerlucht
Lief Vrouwke zijt ge niet beducht
Zo heel alleen in ’t wijde woud
Waarover de avond vouwt.
Wanneer ’t vriendelijk zonnelicht
Aan gladden hemel glanst,
Door labberende bladeren spicht
en op de zoden danst.
Lief Vrouwke, dan is ’t zonnig schoon
Dan ziet ge uit u nauw bekrompen woonst
Met zoeten lach op rozenmond,
Op al wat leeft in ’t rond.
Maar als ’t onweert
Als ’t fel door blarige bomen zoeft
Zijn dan uw ogen nu zo hel
Niet tranig overtroeft.
En klemt ge dan u kindje.
Dat ge draagt en dat ge vast omvat
Niet angstig tegen ’t hart
Dat zwaar bonst bij ’t naar gevaar
Neen , blijft ge immer zo gerust
En blijft u kindje in dromen
Waarin ge het neuriënd hebt gesust
Zo tegen de oude boom
En als de donder dreigend grolt
En stormen rond u huilend holt
En regen striemt met guur geweld
Dan, zijt ge niet ontsteld
Ach, neem mij dan bij U
In de stilte van uw kleine kluis
En sus mij als ik krimpend ril
Met moeders zoet gedruis
Laat mij als ’t kindje op uwen arm
Ook vredig spartelen
En verwarm mij aan uw boezem
Bij het naar gevaar in ’t wijde woud