Een jaarlijks weerkerende hoogmis in Gent zijn ongetwijfeld de Floraliën. Nog nooit heb ik ze – tot mijn scha en schande- bezocht. In 2020 zou daar nu eens écht verandering in komen. Dus –lang voor er van corona maar sprake was- had ik dan ook via de bevoegde website een ticket gekocht. Vrijdag 1 mei om 15u zou het zover zijn en zou ik het indrukwekkend gebeuren met eigen ogen en neus gaan aanschouwen en ondergaan. Ik zag er eigenlijk wel naar uit om van de ene verwondering naar de andere vervoering te gaan, maar ondertussen weten we allemaal wat er gebeurd is… geen Floraliën in 2020 dus, weg goede voornemens. Er rest mij dus niets anders dan mijn verbeelding nog een jaartje extra te laten werken over de pracht van de overvloed van het mooie van Gods schepping, van de rijkdom van orchideeën, amaryllissen en azalea’s. Allemaal bloemen die ik om te mooier vind. Ik vermoed geen woorden en verbeelding genoeg om het allemaal te kunnen bevatten en onder woorden te brengen.
Terwijl ik dit schrijf wordt mijn ontgoocheling verzoet en verzacht door de mooie pot die op de hoek van mijn schrijftafel staat. Het is een mooie, grote azalea. Schitterend zoals hij daar staat te pronken met zijn volle dracht van kleine, rode bloemen. Het één tegen het ander aangedrukt. Hij heeft geen concurrentie. Hij staat daar als enige plant en vult de ruimte. Dat is natuurlijk iets anders dan op de Floraliën waar er een overdaad is aan planten, bloemen en struiken. Daar verdwijnt het individuele product. Het geheel gaat voor. Elke bloem en plant staat in dienst van de gehele sierkunst. Mijn azalea staat los en brengt rust voor oog en hart.
Zo gaat het ook met God. Hij draagt zorg voor ieder mens afzonderlijk, want van ieder mens heeft Hij de naam geschreven in de palm van zijn hand. En tegelijk draagt Hij ook zorg voor de mensengemeenschap samen, in het bijzonder in zijn Kerk.
Aan het einde van het Johannesevangelie horen we de verrezen Heer Jezus aan Petrus vragen: “Petrus, heb je Mij lief? En, meer dan de anderen?” Tot driemaal toe. Het is de Heer Jezus om de liefde van de mens te doen, meer dan om allerlei menselijke gaven en kwaliteiten. En het antwoord van Petrus is een antwoord van liefde: “Ja, Heer, je weet dat ik U bemin.” Petrus is als het ware de tweede in de lijn van de bergbeklimmers op mistige dagen. De Heer Jezus leidt en gaat voorop. Hij is de eerste en Hij zegt als het ware aan Petrus: leg uw armen om mijn middel en volg Mij. Blindelings volgen met een totale overgave, zijn voetstappen in de voetstappen van de Heer Jezus zetten en niet naar links of naar rechts kijken. Gij, volg Mij… en Petrus volgt zijn Meester, waar die ook heengaat –ook al had hij Hem op die lijdensavond tot driemaal toe verloochend, maar daar weende hij bittere tranen om, schrijft Johannes. Petrus vertrouwt zich helemaal toe aan de Heer Jezus die hem leidt waar hij dacht nooit te moeten komen. “Toen je jong was, deed je je gordel om en ging je waar je wou; als je oud geworden bent, zal je de handen uitstrekken en een ander zal je omgorden en je brengen waarheen je niet wil”.
Als het waar is dat de Kerk een grote familie is, dan gaat het eraan toe zoals in elke familie. Als in het gezin de ouders het kind vormen en opvoeden, is het ook waar dat kinderen hun ouders voor een deel vormen en modelleren. Waarom zou het anders zijn in de Kerk? Als het waar is dat de herder, de Heer Jezus, de kudde vormt, zoals Petrus in zijn eerste brief schrijft, waarom zou de kudde van haar kant het hart van de herder ook niet vormen door haar intense liefde voor Hem, haar affectie en haar loyaliteit?
De Heer die leeft, geleidt en hoedt
Zijn volk op aarde, o Herder goed,
O Mensenzoon, met ons begaan,
Getrouwe Heiland is uw naam.
In dood en leven, Heer, zult Gij
Zijn die Gij zijt: uw klein volk nabij.
Gij zult met ons uw wegen gaan,
Getrouwe Herder is uw naam. (Z.J. 702)
Gunter Maes