Tijdens één van mijn ziekenhuisverblijven in het voorjaar, bracht een vriendelijke bezoeker een lijst mee met muziek die ik op het internet kon beluisteren. En daar stond ook een lied tussen van de Rolling Stones -niet direct mij zeer bekend, misschien ook u niet-, maar wel één dat op Allerheiligen onze aandacht mag verdienen: You'll never make a Saint of me, of zoveel als: van mij zult Ge nooit een heilige maken. Voor een rockband heeft de tekst een verrassende theologische inhoud: er is sprake van Johannes de Doper die de haat van Herodes opwekt en die daarom de gruwelijke martelaarsdood moet sterven. We horen ook over Paulus, die zich -na een licht uit de hemel gezien te hebben- van fervente christenvervolger tot een enthousiaste apostel ontpopte. Het lied gaat ook over de heilige Vader Augustinus, die zijn liederlijk en lustvol leven inruilde voor het toch wel sober leven als bisschop en theoloog in Thagaste, in Noord-Afrika. En die rockende zangers steken met dat alles niet de draak, maar het wordt verteld met bewondering en zelfs weemoed. Hoe schoon en zinvol klinkt het slot: kan zijn dat zoiets voorkomt, een radicale ommekeer in je leven, volledig opgeven van je eigen leven voor de Heer Jezus; voor mij is dat onvoorstelbaar. Ik zal wel altijd blijven wat ik ben: zondaar in zijn oude spoor. En het refrein is duidelijk tot God gericht: van mij zult Gij nooit een heilige maken.
Dit is ongetwijfeld een ervaring die wij, ook als gedoopte christenen, herkennen. Daarom leeft het gevoel dat feest van Allerheiligen niet van ons is, dat het zo weinig met ons leven en samenleven van doen heeft. Maar zoveel te meer, zo niet alles, te maken heeft met die heel anderen, die grote figuren uit de hemel die toch zo oneindig ver van ons, normale stervelingen, afstaan. En nochtans belijden wij elke zondag dat wij geloven in de heilige Geest, de heilige katholieke Kerk, de gemeenschap van de heiligen. De gemeenschap van de heiligen verbindt ons met God, en met onze medebroeders in het geloof, ook diegenen die voor ons hebben geleefd. Samen zijn wij één levende eenheid. Daarom vieren wij op Allerheiligen zoveel meer dan het feest van onze patroonheilige, of van bekende of minder bekende heiligen.
We vieren drievoudig. Allereerst God zelf, die reeds in het Oude Verbond van zichzelf zegt: Ik, de Heer, uw God, ben heilig. En ook de Heer Jezus wordt de Heilige Gods genoemd. God zelf is het die ons heil brengt, die ons heel maakt door zijn Woord en Sacramenten. De zaligsprekingen die we mogen beluisteren op dit hoogfeest zijn als de identiteitskaart van de Heer Jezus. Ook de Heer Jezus was arm voor God omdat Hij niets voor zichzelf had, maar alles van de Vader ontving. Hij heeft getreurd om zijn overleden vriend Lazarus en Hij heeft tranen gestort over het ongeloof van Jeruzalem. Hij was geweldloos en barmhartig. Hij had honger en dorst naar gerechtigheid voor alle mensen, wilde verzoenen en vrede stichten, werd vervolgd en gedood, maar bleef de mensen trouw over de dood heen, omdat Hij ons allen wilde laten delen in het licht, de vreugde en de warmte van de verrijzenis, in het eeuwige leven bij de Vader. Die heilige en heilbrengende God vieren wij op Allerheiligen.
Wij vieren ook die ontelbare schare heilige mannen en vrouwen die, in de loop der tijden, de Heer Jezus hebben nagevolgd. Het is een bont allegaartje met vaak een bewogen levensgeschiedenis, en zo verscheiden als u en ik. Mensen met hoeken en kanten, en meestal een schoonheidsfoutjes op hun levensweg. Maar ze hebben wel allemaal -ondanks alles- trouw vastgehouden aan de heilige God. Zij hebben bij leven en sterven het Woord in de eigen tijd en situatie weten te vertalen, ieder op zijn manier: Norbertus en Dominicus, Jan Berchmans, pater Damiaan, priester Poppe. Vandaag dragen wij hun namen als onze patroonheilige, onze voorbeelden, wegbereider en voorspellers bij de heilige God.
En dat is de derde reden om Allerheiligen te vieren. Want Allerheiligen is wel van ons, het hoort bij ons. Paulus spreekt in zijn brieven de gelovigen aan als de heiligen van God. Heiligen zijn niet alleen hemelse voorsprekers, niet alleen beelden op hoge sokkels in de kerk of gebrand in glas-in-lood. Iedereen die in God gelooft en probeert om de Heer Jezus handen en voeten te geven, is heilig. Dus ook wij zijn heilig, u en ik. Johannes zegt het in de apostellezing van dit feest: wij worden kinderen van God genoemd en zijn het ook.
De Rolling Stones zongen: van mij zult Gij nooit een heilige maken. Op het eerste gezicht klinkt dat zeer realistisch en bescheiden, maar hoe meer ik erover nadenk, hoe overtuigder ik word dat dit eigenlijk een gebrek aan Godsvertrouwen verbergt. Het liefdesverhaal dat God bij ons doopsel begonnen is, wil Hij ook tot volle tooi brengen. Bij ons zal het vermoedelijk minder spectaculair verlopen dan bij Paulus of Augustinus. Maar ook uw en mijn levensweg is een weg naar heiligheid, zodat onze naam voor altijd in het grote boek des levens mag zijn opgetekend.
Dat is de belofte en tegelijk de Blijde Boodschap van dit hoogfeest.
De heiligen, ons voorgegaan, zij rusten van hun werken,
Zij spreken en getuigen nog om ons geloof te sterken,
Dat wij de weg ten einde lopen, één met het heilig trekkend volk,
In liefde en in hoop. (Z.J. 551)
Aan u allen, een zalig hoogfeest van heiligheid,
Gunter Maes