Als we de ontreddering van het lijden en de nacht van de kilte doorstaan, dan breekt het licht wel door. Heel-krachtig. “Zo was hij, ja”, zeggen we dan troostend tegen elkaar. “Toen konden we dat zo nog niet zien, nog niet verstaan… maar nu komt alles tot leven.”
Pasen… Onze-Lieve-Heer-Hemelvaart…, die wondere ervaring van opstanding die ons de ogen opent voor een nieuw bestaan. Maar terzelfder tijd ebt de verrukking van het paasgeloof al weg. De boodschap mag dan in het hart gegrift staan, het leven zelf zal alles vertroebelen, de sleur van elke dag wist zoveel uit, verlamt zoveel vreugde. De verrezen Heer wordt door zovele wolken van de dagdagelijkse zorgen aan de ogen van de leerlingen onttrokken. Hij is weg, er rest enkel nog leegte om in te staren zonder te kijken noch te zien…
Dàt moeten de leerlingen van de Heer Jezus beleefd hebben, pijnlijk ontnuchterend. Zijn Woord dat na de eerste paasmorgen zo herkenbaar was, verwordt tot stuifmeel, verwaait in gedachten. De omringende gemeenschap is niet meer wat ze was, de geborgenheid komt in het gedrang. De kracht die van de Heer Jezus uitging glipt hen –net omdat ze die zo krampachtig willen vasthouden- door de vingers. Hij, die hen zo nabij was, blijkt voorgoed onttrokken aan hun ogen. Er komt een dieptepunt van niet meer zien, niet meer weten … de Geliefde Meester is heengegaan, voorgoed. Was het dan toch een vergissing?
Dit is een verhaal dat gebeurt in het leven van de leerlingen, maar evengoed in dat van U en mij. Het gebeurde toen, het gebeurt in de Kerk, ook vandaag nog: momenten van twijfel, van godsverduistering, van niet-meer weten. En tegelijk blijft er ook altijd die droom die ruimte gaf, dat beeld waarin de Heer Jezus ons duidelijk maakt dat God ons nabij blijft ook in eenzaamheid en verlorenheid. Ik geloof, Heer, kom Gij mijn ongeloof ter hulp! Daartoe is de Heer Jezus zelf de weg van de weerloosheid van de liefde gegaan, de weg van dienstbaarheid ook, om te tonen dat God zijn mensen niet loslaat ook niet bij twijfel. Hij waste de leerlingen de voeten. Hij wilde zich niet vastklampen aan de gelijkheid met God. Neen, Hij is als een slaaf geworden, gehoorzaam tot de dood, tot die verachtelijke dood aan het kruis. Maar God laat Hem daar niet in achter, precies omdat Hij zichzelf durfde loslaten. God heeft Hem verheven, Hem terug thuis gebracht aan Gods rechterzijde. Dàt vieren wij vandaag. Omdat de Heer Jezus alles losliet, heeft God Hem niet willen loslaten, maar Hem terug thuis gebracht. En dat is ook het feest van onze eigen hoop, ons verlangen, onze toekomst. Zoals het zo mooi klinkt in het openingsgebed van dit feest:
In de hemelvaart van uw Zoon hebt Gij ook ons verheven.
Aan het hoofd van allen is Hij voorgegaan en zo heeft Hij de hoop gewekt bij allen die met Hem tot één lichaam zijn verbonden.
Maar wat restte de leerlingen in de tussentijd nog in hun eenzaamheid, in hun godszoeken? Wat rest ons? Ervaringen … die ons hart mogen verwarmen. Een vonk die overslaat wanneer wij Hem ontmoeten in gebed en eucharistie. Zijn verhaal met mensen, dat ons niet loslaat. Iemand die ons bij name noemt, die het beste in ons blootlegt. Iemand die bezorgt blijft voor iedere mens, levensecht, nabij, getrouw …. Hemelvaart, mensen die zich ook aan elkander in geloof durven toevertrouwen. Geen grootse gebeurtenissen, maar stille tekenen die ons wijzen naar Hem; tekenen die zin dragen, want met oog voor het geringe, kunnen we vertrouwen in het zaad dat in stilte kiemt. Langzaam groeide in het hart van de leerlingen doorheen de schokkende gebeurtenissen van sterven en verrijzen, het diepe inzicht dat God zich ten pieste verbonden had met de Heer Jezus, dat de Heer Jezus bij God hoorde thuis te zijn.
De verrijzenis en hemelvaart van de Heer Jezus plaatsen ons met de voeten op de begane grond, om in ons hart te vertrouwen op Gods levensweg met ons. God heeft de mens tot liefde bestemd, en is de mens in liefde nabij. Hij bekleedt ons met de nieuwe mens, en dat is liefde. In dat vertrouwen mogen wij de weg van de Heer Jezus leren gaan, de weg door het leven naar het Vaderhuis. Opdat wij weten dat geen verlangen, geen inspanning ten goede, ooit verloren zal gaan, want de Heer zal met ons blijven tot het einde der tijden. Ook al is het ongezien. En deze aarde die wij bewonen, waar wij God in tastend en zoekend geloof nabij voelen, is onze herberg op de weg naar de eeuwige Stad van God, het hemels Jeruzalem.
Wie de kracht van de Stad van God wil begrijpen,
Moet de kracht van de liefde verstaan.
De liefde immers is een kracht die niemand kan weerstaan.
Daarin lijkt de liefde op de dood.
Wanneer de dood komt, kan niemand hem weerstaan.
Met hoeveel ingrepen of geneesmiddelen men de dood ook bestrijdt,
Aan het geweld van de dood kan een sterfelijk mens niet ontkomen.
Zo kan de wereld ook niets ondernemen tegen het geweld van de liefde.
Zoals de dood alle kracht bezit om ons uit het leven weg te rukken,
Zo bezit de liefde alle kracht om ons in leven te houden.
(H.Augustinus, Preek ps. 47,13)
Aan U allen een zalig hoogfeest,
Gunter Maes.