Pinksteren is een werkwoord: het pinkstert. In u en rondom u, binnen en buiten. Als het feest vijftig dagen na Pasen eraan komt, dan mag het volop gaan “pinksteren”. Ook al sla je er geen Van Dale voor open, het woord roept vonken en gensters van vuur op. Het mag nu gaan branden, van binnen en van buiten, van binnen naar buiten en van buiten naar binnen.
Want dat is precies het geheim: als het pinkstert, weet je nooit precies waar het begint. De scheidingslijn tussen binnen en buiten vervalt en de ervaren werking geschiedt in de beide richtingen tegelijk. Als Maria in Nazareth bij de boodschap bezocht wordt door de heilige Geest is er sprake van “een schaduw die over haar neerkomt en van een kracht die zich in haar zal manifesteren”. De schaduw legt zich neer, van buiten af; de kracht breekt door, van binnenuit. Zo is het wel telkens waar en wanneer de heilige Geest zich te kennen geeft. Zalig wie zoals Maria op die dag in beide richtingen volkomen ontvankelijk mag zijn.
Op die dag klinkt ook het grote Veni, Kom! De laatste regels van de hele bijbel, in het boek Apocalyps, geven stem aan die oeroude kreet van de eerste christenen: Kom! De Geest en de Bruid zeggen: Kom! Kom, heilige Geest! Bij de profeten klonk het reeds: Kom, uit de vierwindstreken en blaas over onze dorre beenderen nieuw leven! In het Boek van het Hooglied luidt het poëtisch: Kom, zielsbeminde, kom wind van de overkant en bezoek mijn boomgaard! In de liturgie zingen we: Kom: Veni sancte Spiritus! Hemel en aarde, schepping en Schepper roepen elkaar toe: Kom! Het grote ont-moeten staat ons allen te wachten.
Pinksteren is het feest van de Schriften. Je kan moeiteloos een mooie bloemlezing, een litanie als het ware, van verzen uit die Schriften samenbundelen waar je die hartstochtelijke roepstem verneemt: Kom! Stem van de geliefden in het Hooglied, stem van de profeten en psalmisten, stem van de biddende gemeente te Jeruzalem: Kom Heer Jezus, Kom! De Latijnse hymnen voor het Pinksterfeest herbespelen de oude aanhef: Veni, sancte Spiritus. Veni, pater pauperum. Veni dator munerum. Kom! Kom heilige Geest. Kom, vader der armen, kom, gever van alle gaven.
Pinksteren is een werkwoord. De Geest, vader van de armen, is er het onderwerp van. De armen zoals Maria dat bedoelt wanneer zij in haar Magnificat zingt over haar kleinheid waar God zo welwillend heeft op willen neerzien. De armen: in hun hart waait de grote wind, klein als ze zijn maar wel verbonden. Ze horen de roepstem: Kom! Ze bestaan bezield: een ander in hen en om hen heen, een mantel, een licht, een innerlijke gloed stuwt hun doen en laten, hun danken en hunkeren. Laat het maar “pinksteren” –al was het maar even- , vlam in het dorre hout, aan de wortel van je verlangen. Zoals de Wijsheid zegt: straks schiet het vuur weer door het hele stoppelveld, en wie zal het blussen?
Herschepper, brand in ons uw teken
En zend uw adem door uw Kerk,
Dat wij de zwijgzaamheid doorbreken,
Vervuld van U naar buiten treden,
En spreken van Gods wonderwerk. (Z.J. 439)
Aan u allen een zalige hoogdag waarop het veel en “hart” mag “pinksteren”,
Gunter Maes.